Levensbeschouwelijke keuzevakken

Het systeem van de keuzevakken in het officiële net

In de officiële scholen moeten ouders – als zij hun kinderen inschrijven – kiezen uit de (7) erkende levensbeschouwingen (6 godsdiensten [waarvan 4 christelijk] en niet-confessionele zedenleer. Als zij zich in dit aanbod niet kunnen vinden, mogen ze vrijstelling aanvragen, maar worden dan wel geacht hun kinderen een studietraject in de eigen levensbeschouwing mee te geven (Jehova-getuigen doen dit bijv.) 1 De idee achter deze grondwettelijk verankerde aanpak van het levensbeschouwelijk onderricht is duidelijk: iedereen is welkom op school en mag qua levensbeschouwing zijn zoals-ie is. Hier mag niet gediscrimineerd worden.

Dit was de enorme stap voorwaarts van het Schoolpact in 1958. In ruil voor subsidie ‘onderwierpen’ de vrije (katholieke) scholen zich aan reglementering van staatswege en werd tegelijk bepaald dat alle leerlingen in het officieel onderwijs recht hebben op een levenbeschouwelijk onderwijs, hetzij godsdienst, hetzij niet-confessionele zedenleer. In 1988 werd dit recht grondwettelijk verankerd en gekoppeld aan een ander juridisch systeem, dat van de erkende erediensten. De wetgever voorziet dat de officiële scholen deze levensbeschouwelijke vakken parallel (d.w.z. op hetzelfde moment in het uurrooster) en met voor elk vak een degelijk lokaal moeten inrichten. In veel dorpen worden er maar 2 vakken ingericht (rk godsdienst & nc zedenleer), maar op steeds meer plaatsen zijn het er 3, en in grote steden komt het aantal van 4 à 5 levensbeschouwingen steeds vaker voor (meest voorkomend: rkg, nc-zedenleer, islam, prot-evg, orthodoxie; minst gevraagd: anglicaans en joods).

Op de website van de KULeuven staat een bachelorscriptie waarin de leerplannen van de verschillende vakken worden vergeleken. De scriptie is inmiddels wel wat gedateerd. De leerplannen PEGO voor het SO II en SO III zijn allemaal vernieuwd, en werken met een algemeen pedagogisch-didactisch kader en thema’s en/of aandachtsgebieden (domeinen). Ook islam moderniseerde haar leerplannen. Update 2024: duidelijker dan ooit gericht op de leerling die zijn moslim-zijn in Vlaanderen beleeft/uit/overdenkt, incl. wetenschappelijke kritiek. Zie bijv. deze bespreking door Leni Franken)

Naast de praktisch-organisatorische problemen die dit systeem meebrengt is de basisvraag echter of ‘andere tijden’ niet om ‘andere vormen’ vragen. In de tijd van het Schoolpact managede men de morele, ethische en levensbeschouwelijke verschillen in de samenleving  door zuilen op te richten en die parallel (te laten) uitbouwen. De vraag die nu steeds nadrukkelijker wordt gesteld is of in een ontzuilde maatschappij dit systeem nog wel adequaat is.

  1. In de vorige eeuw was dat nog het ‘vak’ dat iedereen koos die niet godsdienstig/gelovig was, of zich niet kon vinden in het aanbod van confessionele godsdiensten. Het zou neutraal worden aangeboden, enkel wetenschap, vrij denken. Sinds 1993 is het zelf een confessioneel vak (zonder God, maar toch). – geen restvak dus (diverse “arresten Sluijs,” die zich niet kon vinden in het aanbod, want hij vond dat de protestantse godsdienstles z’n kinderen liberaal indoctrineerde. Die kwamen dan bij zedenleer terecht, maar werden daar ook geïndoctrineerd. Hij eiste en kreeg het recht op ‘vrijstelling’. – logisch, want de grondwet gaat in dezen uit van de recht op keuze van de ouders, in het verlengde van hun opvoeding.