Religie

Religie, godsdienst en levensbeschouwing

belangrijke vooropmerking: Is er een verschil tussen godsdienst en religie?

Godsdienst en religie worden dikwijls als synoniem gebruikt in het Nederlands taalgebied (zo in Van Dale), maar zijn – zeker in Vlaanderen – verschillend van inhoud en – misschien nog belangrijker – hebben een onderscheiden gevoelswaarde. Het begrip ‘godsdienst‘ is het eenduidigst: een levensbeschouwing waarin de dienst aan en het geloof in god (God) of goden (Goden) essentieel is. Men denkt hierbij automatisch aan gevestigde godsdiensten (mythe, rite, dogma). In diezelfde Van Dale wordt Geloof” als een ander synoniem van religie genoemd en wordt als definitie gegeven: “een geheel van leerstelligheden en plechtigheden”. (Van Dale is hollandser dan het zelf weet, maar dit terzijde). Het begrip ‘religie‘ is moeilijker te definiëren, tamelijk flou, en misschien is dat wel kenmerkend: het duidt op een levensbeschouwing waarin het zoeken van verbondenheid, verdieping en spiritualiteit centraal staat, zonder dat dat allemaal precies moet worden gedefinieerd. Volgens deze beide definities zou het Boeddhisme een religie zijn maar geen godsdienst omdat zowel de verwijzing naar ‘God’ als het leerstellige ontbreekt. Het verschil wordt nog spannender als we naar het bijvoeglijk naamwoord gaan: ‘religieus‘. Dit adjectief wordt bij heel veel zaken (vooral ervaringen) gebruikt om aan te geven dat er iets ‘speciaals’ was, dat het gevoel dieper ging dan normaal. Volgens sommige sociologen (o.a. M. ten Borg, Een uitgewaaierde eeuwigheid) is een voetbalwedstrijd zonder meer een religieus gebeuren, niet enkel in overdrachtelijke zin, maar echt. Anderen vinden dit een te vergaande inflatie van het woord. Hoe dat ook zij, dit syllogisme geldt in elk geval: “Alle godsdienstige mensen zijn religieus, maar niet alle religieus ingestelde mensen zijn godsdienstig.” In het Frans wordt hier vaak de term spiritualité gebruikt, dat ook in andere onderzoeken steeds vaker voorkomt om dit tussengebied te kunnen benoemen met een eigen term: spiritualiteit. (zie de homepage voor een voorbeeld)

 

BEGRIPSBEPALINGEN

Godsdiensten en religies zijn dus aanduidingen van min of meer geïnstutionaliseerde zingevingsactiviteiten van de mens met betrekking tot zijn bestaan als mens in de wereld  (‘ultimate meaning’) in het licht van een transcendente, dat wil zeggen: een het gewone menszijn overstijgende of goddelijke bestaansinterpretatie. Naast deze twee begrippen heeft het Nederlands ook nog een woord voor de activiteit zelf: levensbeschouwing, waaronder niet alleen de religieuze en godsdienstige oriëntaties kunnen worden begrepen, maar ook seculiere zingevingssystemen.

In het Frans, Duits en Engels is er maar één term die heel dit verschijnsel moet beschrijven, de uit Latijn afkomstige term ‘Religion‘ (Eng, Fr, D). Daar kan men dit woord niet onderscheiden van “godsdienst” zoals wij boven hebben gedaan, omdat er geen apart woord voor godsdienst bestaat (het Duitse woord “Gottesdienst” betekent iets heel anders: nl. eredienst, kerkdienst, viering)…

De term ‘religie’ is taalkundig, semantisch een essentially contested concept, dat wil zeggen: de betekenis wordt door de context gedefinieerd, waarmee zowel het zinsverband als de sociale werkelijkheid (literaire en maatschappelijke context) wordt bedoeld: betekenis-in-gebruik [zie noot] Het gevolg is dat in studies over ‘religie en levensbeschouwelijke vorming’ vaak een babylonische spraakverwarring heerst omdat de interpretatie van de gebruikte termen a. verschilt per land en b. er vaak niet duidelijk vooraf wordt afgesproken welke definitie men hanteert en welke onderscheiden men wenst te maken. Als men dan ook nog de niet-religieuze levensbeschouwingen erbij wil halen (waar vaak ook geen eenduidige term voor ter beschikking is), wordt de spraakverwarring vaak nog gekwadrateerd.

Het Nederlands is dus een rijke taal als het over dit verschijnsel gaat. We hebben meerdere termen ter beschikking: levensbeschouwing, religie, godsdienst. Je kunt met elkaar afspreken hoe je ze gebruikt (ze overlappen, maar ze hebben ook allemaal iets eigens). Hieronder een poging tot definitie:

Levensbeschouwing’ kan als koepelterm dienen (hyperoniem), zowel om de activiteit aan te duiden (het beschouwen van het leven), als om een min of meer consistente neerslag van die activiteit aan de duiden (een levensbeschouwing, en die zijn er in veelvoud). De activiteit (‘het leven beschouwen’) is een menselijke bezigheid en heeft te maken met waarden, moraal, identiteit, relaties, samenleven, zingeving etc… Deze activiteit – zeg maar persoonsvorming in sociaal verband – past uitstekend bij het Pedagogisch Project van het GO! Ook een groot deel van VOET2010 is met dit soort zaken bezig. Deze activiteit is dus ‘des mensen’ en staat op zich los van enige uitgewerkte levensbeschouwing (religieus of niet) hoewel geen enkel mens op dit punt blanco de wereld betreedt. Aan de ‘levensbeschouwing’ – al dan niet uitgekristalliseerd –  van onze ouders ontlenen wij onze eerste indrukken op dit terrein. En die ouders leven ook niet in een vacuüm. Welke levensbeschouwing ik heb (op een ‘naïeve wijze’)  heeft dus te maken met de plaats waar mijn wieg stond. Familie, cultuur, land, werelddeel zijn initieel essentieel. Echter naarmate we opgroeien zal de mens “ik” leren zeggen en dus ook – tegelijk – de “ander” ontdekken, en het andere, het vreemde (dialogische identiteitsconstructie). In onze zeer gediversifieerde samenleving (global village – internet) is alteriteit (anders-heid) en verschil niet meer weg te denken. Dit betekent dat, de facto, de aanzetten om zich op het leven te oriënteren (levensbeschouwelijke activiteit) ook al gauw niet meer mono-levensbeschouwelijk zullen zijn. Vandaar ook dat fundamentalisten zo hard moeten roepen, want je kunt de ander (en zijn andere opvattingen) haast niet meer buiten de deur houden, zelfs als je zou willen. Onze levensbeschouwelijke vorming wordt dus sterk gestimuleerd doordat we pluraliteit ervaren. En omdat de ander echt anders kan zijn, zal dat wrijving veroorzaken, botsen, maar het is alleen zo dat er een identiteit gevormd wordt die past bij de plurale samenleving waarin wij leven. Als de identiteit zich in afgeschermd milieu ontwikkelt (gesegregeerd), met een zo beperkt mogelijk blootstelling aan alteriteit, dan zal ze monolithischer zijn en neigen tot meer totalitaire claims aangaande het leven, inclusief waardeoordelen over anderen: niet “ik vind” of “ik ervaar”, maar “het is zo”. Perspectiefwisseling (de positie van de ander innemen, met andermans ogen leren kijken) lijkt mij essentieel voor het kunnen leven met/in diversiteit, en om het te kunnen uithouden in het verschil dat dan aan het licht komt.

Van de levensbeschouwingen zijn er die breed uitgewerkt zijn (‘grote verhalen’, momenteel vaak institutioneel in de problemen maar ook in West-Europa maatschappelijk en persoonlijk nog wel vaak relevant). Opvallend veel daarvan werken met een vorm van transcendentie en doen een beroep op meer dan rationele middelen (riten, mythen, gemeenschap, verhalen) om in het reine te komen met het leven. Dat leidt dus tot de subgroep binnen de  levensbeschouwingen: religies, waarvan degenen die het meest op het geloven in een bepaalde God (dasein en sosein) zijn gericht evt. nog nader kunnen worden aangeduid als godsdiensten (z.b.).

toegift: rapport over de erediensten

Ook het rapport vanwege de werkgroep van het federale parlement (Michel Magits, Louis-Léon Christians, Luc De Fleurquin, Caroline Sägesser, oktober 2010) over de reorganisatie van de erediensten in Belgie is een pleidooi te lezen voor het invoeren van de koepelterm levensbeschouwing om orde te kunnen scheppen in de chaos van de wetgeving op de erediensten (in het Frans: cultes). Op p. 40 (Begripsbepalingen) lezen we niet alleen een definitie van de termen, maar wordt ook expliciet gewezen op het gevaar van onderrepresentatie van “belangrijke vormen van globale levensoriëntatie, niet verbonden met een transcendente of goddelijke werkelijkheid” als men hier blijft rommelen met begrippen: “De diverse vormen van levensoriëntatie, in de loop van de geschiedenis ontwikkeld om het onverklaarbare te verklaren, om de verbondenheid met het onzichtbare op te bouwen, of om – los van dit alles – ethische gedragsnormen te ontwikkelen, beantwoorden aan een fundamentele behoefte van de mens. […] De Werkgroep zocht naar een alles overkoepelende term en hanteerde het begrip levensbeschouwing [communauté convictionnelle] als kernbegrip. Levensbeschouwing omvat immers zowel het geheel aan fundamentele waarden en inzichten van een gemeenschap, als de feitelijke en rituele beleving van deze waarden en inzichten op individuele en collectieve basis.


1. Gerdien Bertram-Troost & Siebren Miedema, “Semantic Differences in European Research Cooperation from a Methodological and Theoretical Perspective — Translation and Terminology”, in Teenager’s Perspectives on the Role of Religion in their Lives, Schools and Societies (eds. P. Valk e.a.) [REDCo-onderzoek, deel III, Quantative Study], Waxmann: Berlin, 2009, pp. 29-39, daar p. 38. De Nederlandse REDCo onderzoekers hebben in het eerste onderzoek (qualitative: beperkte groep, open vragen) de term “levenbeschouwing” gebruikt, maar in het tweede onderzoek (quantative: groot onderzoek met gesloten vragen, die veelal via een ‘Likertschaal’ peilen naar de mate van instemming met een stelling’) heeft men voor “godsdienst” gekozen. Verantwoording: de leerlingen kennen dit woord het best en gooiden meestal alle drie de begrippen (levensbeschouwing, religie en godsdienst) op een hoop en gaven het de betekenis van “levensbeschouwing waarin god een rol speelt” (id. pp. 34-35). M.i. hebben de onderzoekers hier te snel een definitie geaccepteerd.