Inhakend op de jaarlijks terugkerende praktisch-organisatorische problemen aan het begin van het schooljaar die het systeem van keuzevakken met zich meebrengt, verscheen in november 2011 in diverse Vlaamse kranten een open brief waarin de vzw. LEF pleitte voor het invoeren van een onafhankelijk, verplicht en algemeen vormend vak over levensbeschouwing, ethiek, burgerschap en filosofie in alle jaren en netten van het Vlaamse leerplichtonderwijs. Zij wilde daarmee, zo stelden de briefschrijvers, “tegemoet komen aan het tekort aan levensbeschouwelijke – en dus cultureel-maatschappelijke – geletterdheid bij jongeren en het hiaat inzake burgerschapseducatie en filosofie in ons onderwijs dichten.” De basisfilosofie was dat de samenleving geseculariseerd is, en dus qua levensbeschouwing radicaal pluraal. En dat alle jongeren, ongeacht hun levensbeschouwing maximaal voorbereid [moeten] zijn om op een zinvolle manier hierin hun weg in te vinden . Voor meer info zie: www.levensbeschouwingen.be
De vraag die LEF stelt, is dus of ‘andere tijden’ niet om ‘andere vormen’ vragen. In de tijd van het Schoolpact managede men de morele, ethische en levensbeschouwelijke verschillen in de samenleving door zuilen op te richten en die parallel (te laten) uitbouwen. De vraag die nu steeds nadrukkelijker wordt gesteld is of in een ontzuilde maatschappij dit systeem nog wel adequaat is. LEF vzw antwoordt ‘neen’ op die vraag en stelt voor om de nu apart gegeven vakken te vervangen door één geïntegreerd vak waarin zaken als burgerschap, ethiek, filosofie en levensbeschouwing worden samengebracht. De vraag die LEF op tafel legt, lijkt me legitiem. Ook degenen die de idee van LEF zelf niet ondersteunen, moeten hun eigen antwoord hierop (waarom de aparte vakken wel zouden moeten blijven bestaand in een ontzuilde samenleving) ook beargumenteren. Verder is LEF als als gedachtenexperiment valabel (formulering van een alternatief zijn altijd interessant), maar… ik vraag me toch af of men hier niet te snel gaat. Enkele principiële voorvragen moeten toch beantwoord worden:
- Is levensbeschouwelijke vorming (= zaak van waarden, overtuigingen, persoonlijke en sociale attitudes) wel in ‘een gewoon schoolvak’ te vatten? Men doet dat nu ook, zou je kunnen tegenwerpen. Dat klopt, maar daar heeft men volgens het huidig systeem welbewust geen gewone leerkrachten aangesteld, maar de hele vakinhoud incl. persoonsvorming uitbesteed aan de erkende levensbeschouwelijke instituten, omdat zij de experts terzake zijn. De levensbeschouwelijke vakken zijn op school bijzondere vakken. Als het een ‘gewoon vak’ moet worden, hoe krijg je dan een ‘breed gedragen’ min of meer ‘objectief’ curriculum geformuleerd. En laten we niet vergeten: ons schoolsysteem (ook dat van de Staat) is sterk pedagogisch, d.w.z…. levensbeschouwelijk bepaald. Oh ja? Zeker: Een pedagogisch project gaat immers uit van een mens- en wereldbeeld, en zit vol met al dan niet expliciet gemaakte waarden die men nastreeft… Need I say more. Dat leidt automatisch tot de tweede voorvraag:
- Wat is eigenlijk de verhouding van LEF (Loobuyck) of van de aparte levensbeschouwelijke vakken (huidig systeem) tot het waardegeladen pedagogisch project van de school? Bij vrije scholen is dit duidelijk: het levensbeschouwelijk vak expliciteert het pedagogisch project van de school, èn doordringt, verdiept het (idealiter). Maar hoe zit dat bij het ‘officiële’ onderwijs? Daar is toch wel enige spanning te bespeuren. Is de omarming van het actief pluralisme (als vorm van ‘neutraliteit’) door het GO! wel de juiste weg? En is dat eigenlijk houdbaar? Passief pluralisme is al heel lastig te realiseren.
- Toespitsend op het GO!. Het Pedagogisch project van het GO! zit vol met (pedagogische en andere) waarden die contradictoir zijn met waarden en opvattingen uit sommige levensbeschouwingen. Dit komt ook aan het licht als een school een ‘regenboog-dag’ organiseert (d.w.z. opvattingen rondom sexualiteit en geaardheid oplegt aan de leerlingen). Hoe je daar ook verder over denkt, het protest van sommige leerlingen (en ouders) hiertegen is niet ongegrond. Vrijheid van ‘godsdienst’ betekent o.a. dat men niet verplicht mag worden aan bepaalde handelingen/rituelen, activiteiten van een godsdienst deel te nemen (‘godsdienst’ wordt volgens Europese rechtspraak vergezeld van het zinnetje: ‘of een ideologie’). Ook het ministerie van onderwijs laat zich in de Vakoverschrijdende Eindtermen (VOET) bepaald niet waarde-neutraal uit over een aantal gevoelige zaken zoals homosexualiteit, discriminatie man/vrouw, etc. En terecht: een school is een maatschappelijke instelling en een waardevrije pedagogiek bestaat niet [als ze wel zou bestaan, zou ze waardeloos zijn], maar hier moet toch wel wat uitgeklaard worden, lijkt me [meer hierover in het stuk over de onderwijsnetten]