Tussen identiteit en openheid
[Dick Wursten / verschenen in KerkMozaïek, mei 2010]
België heeft een van de meest royale systemen voor de subsidiëring van levensbeschouwelijk onderwijs in de wereld, waardoor ook minderheidsgodsdiensten (zoals het protestantisme dus) op kosten van de staat lessen mogen inrichten op alle scholen van het officiële (openbare) net, zodra (de ouders van) leerlingen dat wensen, aantallen doen er niet toe. Hoe is dat zo gekomen en wat doe je met zo’n buitenkans? Dick Wursten, inspecteur, schetst enkele krachtlijnen.
Levensbeschouwelijke wapenstilstand
Op grond van het felbevochten Schoolpact (1959) is het levensbeschouwelijk onderwijs op de ‘openbare scholen’ op kosten van het ministerie van onderwijs uitbesteed aan de levensbeschouwelijke gemeenschappen zelf. Men hoopte zo een wapenstilstand te bereiken tussen de twee aartsvijanden/rivalen (rooms-katholieken en vrijzinnigen). Als ze elk hun eigen ruimte zouden krijgen en zich niet met elkaar zouden bemoeien zou de rust in het land wel weerkeren en de lieve vrede op school bewaard kunnen worden. Dus: eigen lokalen, eigen leerkrachten, eigen inspecties, eigen leerplannen en de directies mogen zich niet met de inhoud van het vak bemoeien. Het heeft gewerkt en wij protestanten hebben – ons beroepend op het gelijkheidsbeginsel – ervan mee geprofiteerd.
De tijden zijn veranderd
Inmiddels is het levensbeschouwelijk landschap totaal veranderd. De Islam heeft zich in Europa gemeld. En als straks het Boeddhisme ook nog officieel erkend wordt, kunnen in theorie acht levensbeschouwingen aanspraak maken om op school onderwezen te worden. Organisatorisch is dat lastig: in grotere steden zijn er vaak vier, soms vijf, soms zes levensbeschouwelijke lessen, die tegelijkertijd moeten worden ingericht. Ga er maar aan staan als je school al te klein is voor gewone klassen! En dan heb ik het nog niet over de kosten. Inhoudelijk kun je je afvragen of de wapenstilstand die door dit systeem werd gegarandeerd nog wel bij de tijd is, èn verder doorvragend: of de levensbeschouwelijke pluraliteit die de samenleving vandaag kenmerkt – en voor spanningen zorgt, laten we eerlijk zijn – niet vraagt om een andere benadering van het onderwijs in/over de levensbeschouwingen.
Godsdienst op school en thuis
Momenteel ligt het levensbeschouwelijk onderwijs helemaal in het verlengde van ‘thuis’ (en desgevallend van de ‘kerk’). Veel ouders verwachten van het levensbeschouwelijk onderwijs ook dat de door hen gekoesterde opvattingen in de les worden onderwezen. De godsdienstles is a.h.w. een stukje ‘thuis’ op school. Dat kan heel fijn zijn, maar de vraag is of het godsdienstonderwijs hiervoor bedoeld is. Het comité PEGO (de inhoudelijk bevoegde instantie voor ons vak) vindt in elk geval van niet. Zij maakt onderscheid tussen catechese (kerk/thuis) en godsdienstles (school). Gechargeerd gezegd: het eerste heeft geloofsoverdracht als doel, het tweede kennisoverdracht. Het eerste gebeurt vanuit de geloofsovertuiging en het tweede gaat over de geloofsovertuiging. Je moet deze tegenstelling natuurlijk niet op de spits drijven (een goede les ‘over een geloofsonderwerp’ kan ook geloofseffecten hebben…), maar ze kan dienstig zijn om het onderscheid te zien (de les heeft niet dat geloofseffect als doel).
Leren is meer dan kennisoverdracht
Op onze scholen wordt echter geen kennis in jongeren gepompt, maar worden mensen opgeleid en gevormd. Naast verstandelijke kennis worden er ook affectieve kennis (gevoelens, emoties, ervaringen) en technische en sociale vaardigheden (competenties) aangeleerd. Elke school heeft zo’n breed ‘opvoedingsdoel’ voor ogen. Sterker nog: het hele schoolsysteem zoals wij het kennen is een door en door West-Europees, Humanistisch (door Christendom en Verlichting beide gestempeld) instituut. Mondige, zelfstandige en kritische burgers wil men afleveren. Het einddoel is dat jongelui zich geen knollen voor citroenen laten verkopen, maar in staat zijn zich zelf een mening te vormen, (eigen en andermans) gedrag moreel te evalueren en een aantal basisvaardigheden te beheersen om te participeren in een democratische samenleving. Deze doelen zijn vervat in bijv. het pedagogisch project van het GO! en in de eindtermen van het onderwijs, m.n. in de Vakoverschrijdende Eindtermen (VOET).
Niet indoctrineren maar vormen
Ook het PEGO heeft didactisch-pedagogisch geformuleerde leerplandoelen en eindtermen (voor meer info zie: www.pegosite.be). Dat betekent dat men tijdens de godsdienstles de jongeren niet wil indoctrineren, maar ze cognitief, affectief, en pragmatisch wil vormen op zo’n manier dat ze aan het eind van de rit in staat zijn om zelfstandig, beargumenteerd en met gedegen kennis van de bijbel, antwoord kunnen geven op morele en levensvragen. Dat impliceert ook dat ze kaf en koren kunnen onderscheiden op het levensbeschouwelijk terrein.
En de andere levensbeschouwingen dan?
Op onze scholen is de hele samenleving aanwezig, zeker in de grote steden, door elkaar en met elkaar en soms tegen elkaar. Niet maar acht, maar nog veel meer levensbeschouwingen tref je daar in levende lijve aan. En vaak heb je vertegenwoordigers van een aantal van die andere opvattingen bij de hand (collega-leerkrachten godsdienst of zedenleer). Hoe kun je in zo’n situatie – is mijn mening – nog over de Islam lesgeven (vanuit protestants perspectief, inclusief waarde- en waarheidsoordeel) zonder er de moslims op school echt bij te betrekken. Hoe kun je over evolutie-schepping / man-vrouw relaties / seksualiteit spreken zonder je rekenschap te geven van andere opties die in diezelfde leergemeenschap gekozen en onderwezen worden. Het zoeken naar samenwerking en dialoog lijkt me hier vanzelfsprekend.
Interlevensbeschouwelijke pedagogiek
Die is noodzakelijk voor elk interlevensbeschouwelijk project.
Angst en identiteit
Leidt dat dan niet tot verwarring? (‘ze hebben het al zo moeilijk om zich als protestant…’). Hoezeer ik de beschermingsimpuls snap, toch valt het mij op dat die angst vooral bij de ouders zit, en niet bij de jongelui zelf, zelfs niet in het basisonderwijs. Integendeel: juist kleine kinderen accepteren de pluraliteit op dit terrein en zijn nieuwsgierig. Zij ervaren ‘het andere’ niet als bedreigend voor het ‘eigene’. Het zijn de volwassenen die hier schrikachtig reageren en pleiten voor een afgeschermde opbouw van de eigen identiteit. Zonder daar verder op in te gaan, wil ik wijzen op een misvatting die aan deze oproep ten gronde ligt: alsof identiteit apart in een eigen hokje (cocon) gevormd kan worden en dan op een bepaald moment ‘klaar is’ om de confrontatie aan te gaan met andere identiteiten en opvattingen. Zo’n opvoeding werkt niet alleen niet, ze werkt zelfs vaak averechts. Als je het zo aanpakt, dan is het resultaat vaak niet een vrije, sterke identiteit die open de wereld tegemoet treedt, maar een gesloten, harde identiteit waarbij de angst en afwijzing onderdeel van de identiteit zijn geworden. En zulke harde, in zichzelf gesloten, identiteiten zijn het beginsel van extremisme. Meestal leidt het echter tot een dubbel leven en als de crisis komt is maar al te vaak een breuk met de traditie het resultaat.
Identiteit en openheid
Een identiteit die de bonte wereld van meet af aan insluit lijkt me beter aan te sluiten bij de realiteit van het leven. Zo’n opvoeding kan ook de ghettoïsering van de samenleving tegengaan. We hebben bruggenbouwers nodig om de sociaal-culturele en levensbeschouwelijke apartheid die dreigt tegen te gaan. Als inspecteur moedig ik mijn leerkrachten dan ook altijd aan om samenwerking te zoeken met hun collega’s. Synergieën zijn er genoeg en win-win situaties ontstaan vanzelf. Sterker nog: ik denk dat wij het aan onze kinderen en de samenleving van de toekomst verplicht zijn om de volwassenen van morgen voor te bereiden op een plurale samenleving èn hen inzicht en vaardigheden bij te brengen zodat zij kunnen omgaan met andersdenkenden, andersgelovigen en andershandelenden. En – even los van de leerlingen – we zullen toch ook zelf eens moeten leren hoe je vanuit een eigen levensovertuiging of geloof een eerlijke plaats kunt geven aan anderen, en hoe je over die verschillen praat, zonder ruzie te krijgen of van elkaar te vervreemden…