Religie als hermeneutiek van het mens-zijn

Mensen leggen aan zichzelf uit hoe ze zichzelf en de wereld zien. Daar zijn ze al of niet bewust een heel leven mee bezig. Dat noemt men ‘zingeving’ of ‘levensbeschouwing’. Dat is vaak een achtergrondgebeuren (we staan in een traditie en varen dus op andermans kompas, in goed vertrouwen, bijv. onze ouders, onze cultuur). Vanuit dat verhaal lopen veel lijnen naar ons gedrag, onze visie op goed en kwaad, onze verhouding tot elkaar en onze houding tot wat ‘anders’ is. Dat verhaal dragen we ook ongemerkt over op onze kinderen. Opvoeding is een ijsberg. 10% gebeurt expliciet en bewust, maar 90% gaat ongemerkt, impliciet.

Christenen vertellen dus een verhaal met ‘god’ erin en ‘Jezus’, en met referentie naar de bijbel (m.n. naar de evangeliën). De selectie en articulatie verschilt nogal. Dat hoeft geen betoog. In verband daarmee is veel bloed vergoten (godsdienstoorlogen) en menige traan gevloeid (vooral van moeders).

Maar er zijn meer mensen dan christenen, en dus ook meer godsdienstige mensen die ook in een huis van betekenis wonen dat uit verbeelding is opgebouwd. En dat ziet er toch even anders uit dan het christelijke huis van vertrouwen. Mensen in andere godsdiensten brengen zichzelf dus ook anders onder woorden – dat is: in termen van een andere verbeelding met een andere traditie, ook 10% bewust, 90% ondergrondgebeuren. Het loont m.i. de moeite om de uitleg die ze van zichzelf hebben, te horen en indien mogelijk te ontcijferen: Zien zij zichzelf net als wij, doen ze dat op sommige punten anders, en welke dan? Gewoon: vragen en zien waar je uitkomt. Het gaat immers om menselijke zaken.

Mijns inziens is dit een veel beter middel om elkaar nader te komen, dan omwille van de lieve vrede (die geen vrede is) zo snel mogelijk de leerstellige plooien glad te strijken, verschilpunten te omzeilen, of compromissen te sluiten over wat men dan ‘godsdienstige waarheden’ noemt. Immers: opgevat als godsdienstige waarheid staat onze kijk op onszelf ons in de weg om met anderen om te gaan. Als verbeelding kan godsdienstig geloof gemakkelijker iets van herkenning oproepen bij anderen, of omgekeerd: kunnen wij bij onszelf zien dat anderen zich ook uitleggen zoals wij doen: zij en wij, wij en zij, we blijken mensen te zijn die van uitleg van het bestaan moeten leven en die in hun uitleg ervan wellicht vaker overeenstemmen dan we oorspronkelijk dachten.

Neem nu eens niet bijbelwoorden, maar thema’s die het door de tijd heen tot op vandaag als christelijke uitleg van het bestaan hebben gehaald. Een paar voorbeelden:

  1. Het hiernamaals. De fantasie erover (want het zijn voorstellingen, die wij erover maken, bij het graf eindigt het spoor) staat in het teken van de ervaring van de eindigheid van de mens: zijn dood. Het gegeven van de eindigheid nodigt uit, dwingt, tot zelfinterpretatie: wie zijn wij? Een klompje lijf (stof) met een goudkorreltje eeuwigheid (ziel) in onszelf? Vanaf de voorgangers van Plato tot op vandaag zien miljoenen mensen zichzelf zo. Maar in de Hebreeuws-Joodse wereld zagen mensen zichzelf anders, ze namen hun eindigheid met berusting op zich, legden de voeten bij elkaar en gaven zich over aan het onherroepelijke einde (Jakob werd ‘vergaderd tot zijn voorgeslacht, oud en der dagen verzadigd’). In de evangeliën gloort er een paradijs na de dood, maar soms ook niet, en soms heel anders. Je leest over mensen die zich de Heer tegemoet zien gaan in de lucht. De verschillen zijn groot: klassieke Romeinse teksten staan bijvoorbeeld weer dichter bij de bewoners van het Oude Testament dan bij Plato. Niettemin, ze ontspringen allemaal aan dezelfde onontkoombare noodzaak om betekenis te verlenen aan iets dat in dit geval al helemaal geen betekenis uit zichzelf meebrengt: doodgaan. Godsdiensten gaan tot het uiterste om er toch wat van te maken: nergens zijn ze zo welbespraakt als wanneer het over doodgaan en daarna gaat. Een goed moment voor een korte aantekening. Van ‘betekenis’ (van de term dus) moeten we niet iets maken dat soms wel en soms niet kan worden verleend: betekenis verlenen mensen altijd. Ook aan wat ze slecht vinden of wat ze tot wanhoop drijft of waar ze geen raad op weten, zoals dood en doodgaan. Alleen al de woorden die ze ervoor hebben bedacht laten zien dat ze het gegeven inpassen in een groter geheel, of inpassen? Ja, toch, in dat grote geheel dat is opgebouwd uit verbeelding.
  2. Een ander voorbeeld uit de christelijke leer: de kruisdood van Jezus Christus, de beeldspraak van het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt. Als je afziet van de disputen over ‘waar gebeurd’ en ‘hoe de ‘verzoening dan tot stand komt’, dan staat daar het thema schuld en boetevoor ons. Dat thema – mensen die zichzelf uitleggen als verantwoordelijk voor eigen doen en laten – heeft in de christelijke leer een bijzondere verpakking gekregen: ‘Voor mij moest hij daar staan,’ zegt de schuldige. Jezus draagt de toorn van God en wordt gekruisigd om onzentwille. Zo moesten we onszelf zien, werd ons in de verkondiging verteld. Maar losgemaakt uit de banden van de verkondiging ga je zien hoe in allerlei, misschien zelfs in alle, culturen het thema schuld en boete voorkomt, in vele varianten, tot aan schaamte in plaats van schuld toe. Maar juist dat laatste laat weer zien hoe het gaat om uitleg van onszelf aan onszelf en niet om dogma’s of leerstellige waarheden. In plaats van over God die toornt te spreken, zou je Gods toorn als de verbeelding kunnen zien van de last die verantwoordelijkheid voor een mens betekent. Zo’n zware last? Of moeten we daar iets van afdoen, is het overdreven, denken we anders over onszelf dan de vaderen deden, en dachten die echt dat ze Gods toorn dagelijks hadden verdiend?

Zo theologie bedrijven is hermeneutiek bedrijven (vertolken wat mensen dreef, bewoog). Zo zagen onze ouders zich, en spreekt ons dat aan? Zien we onszelf anders? Lopen we in de pas, lopen we achter of lopen we voor? Ook dat is een reële optie: er is heel wat zelfinterpretatie die heeft afgedaan en nooit meer terugkeert.

De kerkelijke traditie als wijsheid dus, als levenswijsheid: je mag erover nadenken, na-apen hoeft niet.

Van de christelijke traditie als wijsheid gebruikmaken is iets totaal anders dan die traditie als verkondiging opvatten. Verkondigen is een vorm van heersen, zeggen hoe mensen moeten denken, waarheden aan de man brengen. Schaf de traditie als set van waarheden af en breng haar terug tot wat ze was: de uitleg van de vaderen aan zichzelf, en maak van hun uitleg gebruik om jezelf aan jezelf uit te leggen.
Bevrijding uit kluisters, dat is theologie als hermeneutiek, mensen helpen zichzelf een plaats te geven met behulp van het voorgeslacht. Verder komen we niet, verder hoeft niet. Gelijk hebben is er niet bij, vergelijken en leren van wat er al was, dat is het, het kan zelfs iets wezen waarmee de christelijke kerk haar bestaan rechtvaardigt.