Filosofie

Filosofie en levensbeschouwing

Wie de levensbeschouwelijke activiteit en de bestaande levensbeschouwingen (confessioneel of niet-confessioneel) ernstig neemt, kan niet om de filosofie heen. Filosofie en levensbeschouwing delen om maar iets te zeggen hun onderwerp: “het bestaan als mens en de vragen die dat oproept”,  maar behandelen dat wel op verschillende wijzen, tenminste toch sinds de Verlichting. Niemand zal ontkennen dat ze een bewogen geschiedenis achter de rug hebben (een beetje een haat-liefde verhouding zelfs); tegelijk is het misschien ook hier tijd om de loopgraven te verlaten, out-of-the-box te denken: niet concurrentieel, maar complementair. Om echter niet voor onze beurt te spreken laten we het enkele mensen die al jaren ijveren voor de invoering van het vak Filosofie op school het gewoon zelf zeggen. (Willy Poppelmonde, Wim van Rooy en Diederik Vandendriessche, “Leren filosoferen en levensbeschouwelijke onderricht in Vlaanderen anno 2003”, TORB 2002-03/6 – pp. 512-536):

 

Filosofie is de begeerte en stelselmatige poging zo goed mogelijk gebruik te maken van onze rationele/redelijke/kritische vermogens om de problemen en vraagstukken die rijzen ten gevolge van ons bestaan als mens aan te pakken.” (p. 513). “Filosofie is een algemeen vak, geen levensbeschouwelijk. Het is de meest brede vorm van rationaliteit waarover we beschikken, in tegenstelling tot de wiskunde als meest stringente vorm van rationaliteit. Levensbeschouwing is iets anders. Levensbeschouwing is een min of meer samenhangend en in de tijd duurzaam geheel van overtuigingen (‘beliefs’ en ‘disbeliefs’) en idealen van individuen of groepen met betrekking tot het leven. Het is in essentie een zingevingssysteem. (pp. 529-30)

 

Waar die twee – zo gedefinieerd – elkaar raken ontstaat er een ietwat gespannen verhouding omdat filosofie (m.n. moraalfilosofie, metafysica, wijsgerige antropologie) vaak de vorm aanneemt van een kritisch grondslagenonderzoek met betrekking tot levenbeschouwelijke opvattingen. Tegelijk is dat ook een manier om te zeggen dat ze veel met elkaar te maken hebben, want ze spreken zich allebei uit over de inspanningen van de ander en stellen zich geen van beide tevreden met het empirisch waarneembare. Zij denken daar vanuit, boven uit. Hierbij zullen filosofen zich uitsluitend op de menselijke rede beroepen, terwijl er bij godsdiensten en religies altijd een moment van heteronomie in zit. Voor het onderwijs is filosofie niet alleen interessant in verband met competenties als kritisch en zelfstandig leren denken, maar ook op het terrein van burgerschap, persoonsvorming, communicatieve vaardigheden en ook als onderwerp op zich:

“Kwalitatieve ruimte en tijd voor filosofie creëert een krachtige en rijke leeromgeving voor democratie, mensenrechten, leerlingenparticipatie, politieke vorming, sociale en communicatieve vaardigheden, interdisciplinair en intercultureel denken, actief pluralisme. Filosoferen draagt bij tot persoonlijkheidsvorming, herstelt de verbroken band tussen de verschillende vakken, schenkt dieper inzicht in het juiste statuut van de verschillende soorten kennis (o.a. de levensbeschouwelijke), enz. Onze doelstelling is dus dat ongebonden filosofieonderwijs als algemeen vak óók leidt tot dieper inzicht in de eigenheid van het levensbeschouwelijke.Filosofie kan daardoor iets wat levensbeschouwing niet kan. Ze kan de ruimte creëren voor de vrijheid om – bewust en vrijwillig – al dan niet voor bepaalde levensbeschouwelijke antwoorden te kiezen.” (p. 530)

Veel van deze elementen zijn ongetwijfeld ook te vinden in het vak niet-confessionele zedenleer (en in diverse gradaties in de andere levensbeschouwelijke vakken, de godsdiensten), cruciaal is echter dat zelfs in het vak niet-confessionele zedenleer deze leerinhouden gespresenteerd worden op dezelfde wijze als de godsdienstige levensbeschouwelijke vakken (confessioneel dus, hoe paradoxaal dat ook moge klinken), namelijk als onderdeel van een levenbeschouwing, genaamd ‘het vrijzinnig humanisme’. Terecht trokken de schrijvers in 2003 hier toen een scherpe demarcatielijn:

“Vandaag bevat het levensbeschouwelijk keuzepakket in het openbaar onderwijs definitief geen cursus meer die kan gelden als een niet aan een levensbeschouwing gebonden restvak. Dit heeft te maken met ontwikkelingen binnen het vrijzinnig humanisme. Het keuzevak niet-confessionele zedenleer is volstrekt evenwaardig geworden aan de andere levensbeschouwelijke vakken. Het is belijdend vrijzinnig geworden en zodoende formeel toevertrouwd aan de erkende vrijzinnige gemeenschap.” (p. 528)

In 2003 werd het koesteren van de levensbeschouwelijke eigenheid (levensbeschouwelijk vakken; levensbeschouwelijke inspectie) door de auteurs geaccepteerd en hield men, zich daar duidelijk van afgrenzend, een pleidooi voor een ongebonden actief pluralistisch vak Filosofie. Het Vlaams Parlement stemde een resolutie met deze strekking, maar de uitvoering laat nog steeds op zich wachten.

Toegift: een betrachting uit 2007 over de complementariteit van levensbeschouwing en filosofie slaat iets andere tonen aan (te lezen in de slotbeschouwing van een artikel over de invoering van een plichtvak “Filofosie” in het SO):

“In het verzuilde onderwijssysteem bestaat er veel weerstand tegen de invoering van een verplicht vak filosofie. Voor zover wijsbegeerte een kritische reflectie biedt op het westerse mechaniseringsproject – in het bijzonder op het secularisatieproces – deelt ze voor een groot stuk haar onderzoeksvoorwerp met godsdienst en niet-confessionele zedenleer. Wijsbegeerte is echter geen exclusief levensbeschouwelijk project. Filosofie als (eerste) wetenschap vormt geen bedreigingvoor katholieke godsdienst en neemt niet de plaats in van humanistische zedenleer. Wel kan filosofie een bondgenoot zijn in de strijd tegen de ‘vertechnisering’ van het middelbaar onderwijs. Filosofie, godsdienst of niet-confessionele zedenleer dienen naar onze mening complementair opgevat te worden en niet concurrentieel, zoals de hardnekkige en predominante interpretatie het nog steeds wil.”

Katrien Schaubroeck, Filips Defoort en Stefaan E. Cuypers, “Tussen droom en daad: de toekomst van het filosofieonderwijs in de Vlaamse middelbare scholen”, in Pedagogiek 27/1  (2007), p. 11-28; daar p. 24-25. De auteurs zijn allen verbonden aan Hoger Instituut voor Wijsbegeerte – KULeuven.