Levensbeschouwelijke vragen leren stellen
Ieder mens stelt wel eens levensbeschouwelijke vragen. Dat zijn vragen die opkomen als je even stiltaat en ‘je/het leven’ overziet (van buiten beschouwt), of als je stilgezet wordt (als je iets ingrijpends meemaakt), bijv. Wat ben ik hier eigenlijk aan het doen? Is dit alles wat er is? Ben ik eigenlijk wel goed bezig? Wat is goed en wat is fout eigenlijk ? Hoe kan ik dat onderscheiden? Wat met die anderen die ik tegenkom, en met de aarde, en… ? Ja, ze hebben nogal de neiging zich te vermenigvuldigen, eens je ze gesteld hebt, die levensbeschouwelijke vragen.
Het lijkt me van belang dat jongeren leren dat soort vragen op de juiste en – voor hen zelf en voor de samenleving – opbouwende manier te stellen. Bij die zoektocht is het ook zaak dat de jongeren op een (positief-)kritische wijze de antwoorden van hun eigen en van andere levensbeschouwelijke tradities leren kennen en gebruiken (of niet, er is vrijheid !) voor de opbouw van hun eigen leven. Learning about and learning from … , en dat op wetenschappelijke basis (zoals alle vakken op school vertrekken vanuit een bepaalde referentiewetenschap, die op academische niveau wordt beoefend).
Wat mij in elk geval onwenselijk lijkt voor een plurale samenleving als de onze is dat een levensbeschouwelijk vak zó gegeven wordt dat de leerling ‘maar één klok hoort luiden’ en dus in één bepaalde richting wordt gestuurd/geduwd. Dat gebeurt al teveel in onze samenleving, in sommige kerken, moskeeën, huizen van de mens, en – booming – in social-media-bubbels. In de religiewetenschappen noemt men dat laatste teaching into religion, of catechese, of indoctrinatie. Het één klinkt al wat vriendelijker dan het ander. De officiële school is daarvoor niet de juiste plaats. Als ouders toch zo’n levensbeschouwelijk onderricht wensen, dan moeten ze maar met een groepje gelijkgezinden hun eigen school oprichten. En dat gebeurt trouwens ook (evangelische scholen met de bijbel bijv.). Er is vrijheid van onderwijs en dat is goed ! NB: Let er dan wel op als samenleving dat er goede algemene eindtermen zijn, die ook burgerschap en levensbeschouwelijke geletterdheid incorporeren, en zorg ervoor dat die eindtermen effectief gecontroleerd en geïmplementeerd worden. (als je dat niet doet, dan kun je problemen krijgen, zoals in Nederland met een islamitisch college).
Levensbeschouwing ≠ religie: een pleidooi voor zuivere begrippen.
Het levensbeschouwelijk onderwijs gaat volgens velen toch vooral over godsdiensten en religies (of religiositeit), men stelt het zelfs vaak gelijk aan Religious Education. Vrijdenkenden in deze branche pleiten voor multi- of interreligieuze vorming en kritiseren de mono-religieuze godsdienstles van vroeger. Prima! Bijna niemand realiseert zich echter dat er nu iets is misgegaan. Iedereen ‘beschouwt’ namelijk het leven (wel eens), maar de rol van de ‘officiële religies’ daarbij is veel beperkter dan die zelf waar willen hebben. En voor de a- of anti-religieuzen victorie kraaien: datzelfde geldt ook voor de georganiseerde vrijzinnigheid (voor de Hollanders: het Humanistisch Verbond). Het is misleidend om te stellen dat iedereen ‘een levensbeschouwing’ heeft die ergens wel zo ongeveer samenvalt met (gedekt en bediend wordt door) een officieel erkende en geïnstitutionaliseerde vereniging. On the contrary. ‘Levensbeschouwing’ als koepelbegrip duidt m.i. eerder op een menselijke activiteit die nooit afgesloten is en die ook per persoon anders uitvalt, en niet alléén in accenten. De invulling ervan kan nogal wijzigen in de loop van een mensenleven. (Check dat maar eens bij u zelf, zou ik zeggen). Verder kan bij de ‘beschouwing van het leven’ een god, een macht, een leer, een ideologie, een droom ( ‘een groot verhaal’) een rol spelen, maar ook dat varieert nogal. Ook zijn er levensvisies die zich graag en gemakkelijk organiseren en anderen die zich daar mordicus tegen verzetten en anarchistisch opereren. [tussenvraag: wie denkt u dat makkelijker subsidie krijgt in België èn dus door de overheid indirect gepromoot wordt?].
Enkele definities
Wat definities dus maar om te beginnen. De volgorde is voor mij ook een rangorde als het gaat om de aandacht die ze verdienen:
- Levensbeschouwing is een reflexieve, bezinnende, peilende, aanvoelende menselijke activiteit
- Je bent daar mee bezig als je het leven ‘beschouwt’ op zoek naar… (ja laten we dat nog maar even open laten; het gaat vaak over persoonsvorming, identiteit en samenleven).
– Het heeft met oriëntatie te maken: welke kant moet ik/het op?
– Het is des mensen: Mensen hebben behoefte alles wat gebeurt in ‘een verhaal’ te gieten. Anders valt het leven uiteen.
Dat wil echter absoluut niet zeggen dat hij of zij er altijd bewust mee bezig is en hier zelf keuzes maakt. Integendeel. De paplepel is hier doorslaggevender dan de kiezende ratio.
- Je bent daar mee bezig als je het leven ‘beschouwt’ op zoek naar… (ja laten we dat nog maar even open laten; het gaat vaak over persoonsvorming, identiteit en samenleven).
- Levensbeschouwingen zijn uitgewerkte – vaak historisch gegroeide – min of meer (intern) consistente uitwerkingen van die menselijke activiteit
- Anders gezegd het zijn de ‘grote verhalen’ waarbinnen groepen mensen zo’n beetje alles wat er gebeurt in het leven een plaats/zin/betekenis hebben gegeven. Ze bestaan in soorten en maten en kennen vaak – maar lang niet altijd – een georganiseerde vorm.
- Eén van de onderscheidingen die je in deze groep kunt maken is die tussen godsdienstige en niet-godsdienstige levensbeschouwingen.
- In een (vrij grote) groep uitgewerkte levensbeschouwingen wordt er in het ‘verhaal’ (mythen, riten, leer) naar een transcendente werkelijkheid verwezen verbonden met het begrip ‘g-o-d’. De wijze waarop dat gebeurt is echter ook weer zo divers, dat de koepelterm ‘een godsdienst’ eigenlijk weinig zinvol is (i.c. een Westers construct).
Vertekend beeld
Als je hier niet zuiver opereert met je begrippen zullen in het levensbeschouwelijke vak al spoedig de geïnstitutionaliseerde levensbeschouwingen (de professionals van vroeger: de traditionele godsdiensten dus) alle aandacht naar zich toe trekken. Immers zij hebben zoveel te bieden: riten, mythen, gemeenschappen, vieringen, dogmatieken etc. En hùn tegenpool, de atheïsten (die zich als ze zich organiseren vaak tooien met de naam ‘humanisten’). Veel mensen (godsdienstig gevoelig of niet) achten zich niet aan zo’n voorgegeven levensbeschouwing gebonden en laten ook de systematische kritiek daarop langs zich heen gaan. Dat wil dus zeggen dat veel vormen van levensbeschouwelijke activiteit zich niet in een systeem laten vatten. Ze zijn net zo divers als de mensen zijn. Veel mensen veranderen dan ook nog eens gedurende het leven in hun visie op het leven, m.n. door wat er in het leven zoal gebeurt. Wat er op het spel staat is dus meer dan een “semantische kwestie”: als je in een levensbeschouwelijk vak niet nadrukkelijk de ruimte afbakent voor het eigen levensbeschouwelijk zoeken van de leerling (ieder mens, godsdienstig of niet, is daarmee bezig) dan wordt binnen de kortste keren de levenbeschouwelijke oriëntatie gedomineerd door de ‘officiële religie’ (en ditto vrijzinnigheid).
Vandaar mijn pleidooi om levensbeschouwelijk onderwijs (hoe men dat ook in een vat/vak giet) zo te geven dat de leerling bekwaam wordt gemaakt om zèlf levensbeschouwelijke vragen te stellen; en dat hij dan bij de zoektocht naar antwoorden op die vragen, leert hoe hij op een positief-kritische wijze de aanzetten tot antwoord vanuit de bestaande levensbeschouwelijke tradities kan gebruiken. Zo voorkom je dat hij overstelpt wordt door info over of vanuit één of meer levensbeschouwelijke tradities, waarbij die prikkel ontbreekt, of waarbij hij in één bepaalde richting wordt aangestuurd.